Als ik naar de wereld kijk, breekt mijn hart op de plekken waar de stilte te zwaar is geworden. Het blijft hangen in de pauzes tussen vreemden die elkaar niet meer zien, in gemeenschappen die ooit floreerden op verbinding, maar nu gebroken zijn. De bruggen die we niet meer bouwden, de empathie die we inruilden voor efficiëntie, deze afwezigheden wegen zwaar op ons allemaal. Ik zie het in de vervaagde ogen van kinderen, wier ooit stralende dromen nu strijden met een wereld die waarde meet in aantallen en taken, en die de magie vergeten die hen ooit leerde verwonderen.
Het is de pijn van eenzaamheid die zelfs in de grootste menigten blijft hangen, de dissonantie van een menselijke verbinding die verloren gaat in een meedogenloos tempo. Het is de koude efficiëntie van systemen die zich verzetten tegen de fragiele schoonheid van het leven en de complexiteit ervan afvlakken tot steriele transacties. Soms vraag ik me af of we vergeten zijn hoe we moeten luisteren – naar elkaar, naar de aarde, naar de bomen en de wind die ooit waarheden fluisterden die we instinctief uit ons hoofd kenden.
En toch komt hoop op, zo stil en volhardend als het tij. Ze ontvouwt zich in de eenvoudigste daden – een glimlach die gedeeld wordt met een vreemde, een hand die vriendelijk wordt uitgestoken. Ze leeft in de moed van degenen die stilstaan, die ervoor kiezen om niet alleen naar hun innerlijke stem te luisteren, maar ook naar de onuitgesproken behoeften van anderen. De onvermoeibare reikwijdte van de oceaan naar de kust herinnert me eraan: volharding is zijn eigen poëzie, een belofte dat verandering altijd mogelijk is. Ik zie hoop in de zaden die in onwaarschijnlijke grond zijn geplant, in daden van toewijding die wanhoop in iets heiligs veranderen. Het zit in de veerkracht van de menselijke geest, die steeds weer opstaat en durft te geloven in een betere wereld. Bovenal zie ik hoop in het groeiende besef dat liefde – zachtaardig, standvastig en onbeschaamd krachtig – de systemen en verhalen die we achterlaten, alsnog kan transformeren.
Voor mij was de weg naar diepere waarheden geen enkel moment van helderheid, maar een stille, terugkerende duw. Het was een patroon dat verweven was in de structuur van mijn leven – een gevoel dat het ritme van de wereld enigszins afwijkend was, een ontbrekende noot in de symfonie van het bestaan. Deze momenten kwamen vaak ongevraagd, in de stilte tussen woorden, in vragen die lang na het einde van het gesprek bleven hangen. Ik herinner me dat ik onder een uitgestrekte nachthemel stond, niet vol bewondering voor de sterren, maar voor de stilte die ze omgaf. Die stilte voelde levend aan en nodigde me uit om vragen te stellen waar ik nog geen woorden voor had.
Waarom zijn we hier?
Wat betekent het om echt te leven?
Hoe brengen we het heilige in het alledaagse?
Het was geen grootse openbaring die de deur opende, maar een geleidelijke ontvouwing. De waarheden van de wereld werden me niet in hun geheel aangereikt; ze openbaarden zich in fragmenten – door ervaringen, mensen en de stille aantrekkingskracht van iets groters. Deze zoektocht naar betekenis gaat niet over het vinden van antwoorden, maar over leren om bij de vragen te blijven en me erdoor te laten leiden als sterrenbeelden op een bewolkte nacht.
De vraag die me nu bezighoudt, is deze: hoe kan ik dienen door mijn wezen? Het gaat niet om grootse gebaren of buitengewone daden, maar om de stille kracht van aanwezigheid. Dienstbaarheid, zo heb ik geleerd, gaat net zo goed over hoe we ons in de wereld presenteren als over wat we doen. Het gaat over de manier waarop we een vreemdeling begroeten, ruimte creëren voor iemands verhaal, of dankbaarheid in het alledaagse brengen.
Als dichter in hart en nieren vraag ik me vaak af of mijn woorden, mijn manier van kijken, zich zouden kunnen verweven met alledaagse momenten. Wat als poëzie niet alleen in verzen zou leven, maar in gesprekken, gebaren en de kleinste interacties? Zou ik door mijn aanwezigheid een vleugje verwondering kunnen brengen in het alledaagse, een vonk die het leven wat levendiger maakt?
En dus houd ik deze vraag als een lantaarn vast en laat ik hem mijn pad verlichten: hoe kan ik de poëzie van het leven in het alledaagse brengen, niet om eraan te ontsnappen, maar om het te verlevendigen? Hoe kan ik dienen, niet door te proberen de wereld te veranderen, maar door een aanwezigheid te zijn die de wereld uitnodigt om zich een beetje completer te voelen?
Dienen is je op de wereld richten
zoals het is,
niet met antwoorden,
maar met een openheid
die anderen uitnodigt om te verzachten,
vertrouwen op de stille symfonie
van samen leven.
Dit is het werk—
om de kleine rimpelingen van je wezen te laten
raak de uitgestrektheid van hen aan,
en ontdekken dat het genoeg was.
COMMUNITY REFLECTIONS
SHARE YOUR REFLECTION
20 PAST RESPONSES
Thank you.
recipients of elements wither not sparring
sharing colors on half masts, although ours
porridge waits by your window
children need to learn and know
sow not another seed of hatred to crow
silence stays arranged outside closed shutters
was designed destiny for all trash cans to slag
to dispose
to decompose.
Green she evolved to be for man grins at what all she shows
tumult, turmoil, turbulence, tensile tug of wars
peace drifts away not from the clouds
does harmony needles a reason to bow
everytime the whistle blows to sentence foul
bullets of now have choked guns of tomorrow somehow
carnival of love has awakened the gnosis of aeons
destiny was designed for foxes to get gone
"blood on the dance floor"
whitewashed bureau
files of x’s lie on desks of y's globe.
the rest of its life
in my hand...
snowflake
Writing insights dreams revealing
All I need for NOW
Now all I can know
Is enough! Spirit wakes and
I’m Attending! Now
Is all we’re given. Thank You!
Love abounds! I’ll pass forward
This Presence today.
Nature offers me
Opportunities - grateful
I pay attention!
Run-on Haiku form
Distills fine wine of this life,
I drink it all in.
My morning blessing:
Be Here NOW! It’s all we have!
It is abundance.
Share what I’m given.
There are no strangers. Family
Of God- are we all.