Reflecties over communicatie, medeleven en stille zorg van Kerala naar het Verenigd Koninkrijk.
-------
Een middag in Walthamstow
Op een middag in Walthamstow, waar ik bij een vriend logeerde, stapte ik een kleine lokale supermarkt binnen en begroette de winkelier. Zijn naam was Fawad. Binnen enkele minuten waren we diep in gesprek – hij kwam uit een land niet ver van het mijne, een land dat gevormd was door decennia van conflict en veerkracht. Fawad sprak over thuis, over hoezeer het veranderd was. Hij vertelde me dat de criminaliteit zo sterk was afgenomen dat verkopers hun karren 's nachts onbeheerd konden achterlaten. "Je zult ze de volgende ochtend intact aantreffen," zei hij met stille trots.
Maar toen sprak hij ook over de moeilijke veranderingen – hoe jonge meisjes niet meer naar school mochten, hoe het dagelijks leven steeds beperkter werd door de toenemende beperkingen. We spraken openlijk, hartelijk, van mens tot mens.
Later, toen ik deze ontmoeting met een paar lokale vrienden deelde, waarschuwden ze me vriendelijk: "Zo werkt het hier niet. Het Verenigd Koninkrijk is een heel privéland. Je kunt niet zo met vreemden praten – dat is niet gepast."
Ik was verbijsterd. Was het verkeerd van mij om aan zo'n menselijke uitwisseling deel te nemen? Wordt openheid nu als opdringerig beschouwd?
Een bananencake en een zachte weerlegging
De volgende ochtend gebeurde er echter iets moois. De Britse buurman van mijn vriend – een vriendelijke, blanke heer – klopte aan met een warme bananencake die zijn vrouw net had gebakken. Hij bracht niet alleen de cake, maar bleef ook nog even zitten voor een praatje. We praatten over van alles en nog wat, en het voelde natuurlijk. Ik dacht: misschien gaat het dan toch niet om "Britsheid" of "Indiaasheid".
Misschien kent vriendelijkheid geen nationale etiquette. Misschien heeft mededogen, net als een gesprek, slechts een sprankje openheid nodig om te stromen.
Brighton: Twee verdiepingen, twee lasten, geen woorden
Later in Brighton verbleef ik bij een andere vriendin – een vrijwillige bemiddelaar bij de gemeente. Die week was ze aanwezig bij een bijeenkomst over conflictbemiddeling tussen twee buren die in sociale huurwoningen woonden – een boven en een beneden.
Boven woonde een vrouw die fulltime voor haar zieke, bedlegerige moeder zorgde. Beneden woonde een moeder van een autistisch kind dat vaak schreeuwde en hard huilde. Het lawaai stoorde de vrouw boven zo erg dat de politie en de sociale dienst meerdere keren waren gebeld.
Tijdens de bijeenkomst zei mijn vriendin: "Ik heb alleen maar geluisterd." Ze liet beide vrouwen praten. Ze hoorde hun uitputting, hun pijn, hun angsten. "Er vloeiden tranen," vertelde ze me, "maar er veranderde iets." Wat me opviel was dit: deze vrouwen woonden maar een paar meter van elkaar vandaan. Beiden waren mantelzorgers. Beiden overweldigd. Maar ze hadden nog nooit met elkaar gesproken. Niet één keer. Stel je voor dat ze, in plaats van het probleem te laten escaleren, een gesprek hadden gehad. Een kopje thee. Een traan. Een woord van begrip.
Medeleven voorbij klinische zorg
Deze momenten deden me weer nadenken over waarom ik in eerste instantie naar Londen was gekomen. Ik had in St. Christopher's gesproken over 'totale pijn' – een concept dat niet alleen fysiek ongemak omvat, maar ook de emotionele, sociale en spirituele lagen van lijden.
In Kerala hebben we dit model aangepast zodat het door de gemeenschap wordt geleid en rekening houdt met de cultuur. Maar wat ik nu besef, is dat totale pijn niet beperkt blijft tot degenen die sterven. Het is overal.
Bij de vrouw die uitgeput is van het verzorgen.
In de moeder die het verdriet van haar kind niet kan verbergen.
Bij de man die mijlenver van huis is, met een stille heimwee naar het land dat hij achterliet.
Bij hen die willen spreken, maar niet weten hoe, en bij hen die bang zijn om te luisteren.
Het risico om onze oren te verliezen
We leven in een wereld waarin individualisme vaak wordt gevierd en privacy, hoewel ontzettend belangrijk, soms een barrière kan zijn in plaats van een grens.
Natuurlijk is eenzaamheid niet altijd een droefheid; voor sommigen is alleen zijn een keuze, zelfs een toevluchtsoord. Eenzaamheid is immers heel persoonlijk – wat voor de een eenzaam voelt, kan voor de ander rustgevend zijn.
Maar ik maak me zorgen dat als compassie alleen in klinische settings wordt onderwezen, of alleen in verband wordt gebracht met het einde van het leven, we het risico lopen het te verliezen waar het het hardst nodig is: in de normale dagelijkse routines.
Als we kinderen niet leren hoe ze moeten luisteren, hoe ze de gevoelens van een ander moeten verwerken en hoe ze met ongemak moeten omgaan, dan is de kans groot dat we een generatie opvoeden die wel weet hoe ze moet functioneren, maar niet hoe ze zich moet voelen.
We zijn in wezen sociale wezens – niet alleen ontworpen om te overleven, maar ook om samen te leven. En samenleven vereist meer dan alleen aanwezigheid. Het vereist dat we elkaars pijn opmerken.
Een afsluitende reflectie
Wat begon als een professionele reis, werd voor mij een reeks zeer persoonlijke lessen.
Ik kwam naar Londen om te spreken over zorgsystemen, over palliatieve modellen. Maar wat ik meeneem is iets simpelers: een gesprek met een winkelier, een stuk bananencake, de stilte tussen twee worstelende buren.
Dit zijn geen buitengewone momenten. Maar misschien is compassie dat nooit. Het gaat niet om grootse gebaren. Het gaat om ruimte creëren – voor verhalen, voor verdriet, voor elkaar.
Dat is ook palliatieve zorg. En dat is, geloof ik, de zorg die de wereld op dit moment het hardst nodig heeft.
COMMUNITY REFLECTIONS
SHARE YOUR REFLECTION
14 PAST RESPONSES
I love nothing more than stopping to engage with total strangers about anything and everything. I always come away feeling happy to have met them and shared our thoughts.